Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [56]De reukdoosjes, en de kleine ketentjes, en [57]de glinsterende kledingen, 56. Versta hier, de gouden of zilveren doosjes, waar muskus of andere welriekende specerijen in waren, die de jonkvrouwen aan den hals, of op de borsten, of tussen dezelve droegen. Anders, halsketentjes, of iets dergelijks. 57. Dat is, de klederen bezaaid met dunne gouden of zilveren schubbetjes of flittertjes, die een glans gaven als er de zon op scheen, alsof het glinsterende sterretjes geweest waren. Anders, flitterende, of bevende lovertjes.